1.7 Conclusie

De Omgevingswet komt eraan, de waterschappen moeten gaan werken met het instrument waterschapsverordening. Binnen elk waterschap komt er één waterschapsverordening die alle regels over de fysieke leefomgeving bevat die het waterschap binnen zijn beheergebied stelt. 

De Omgevingswet heeft als doel het in stand houden en bereiken van een gezonde fysieke leefomgeving en het realiseren van doelmatig beheer en gebruik van die fysieke leefomgeving voor maatschappelijke functies. Het begrip fysieke leefomgeving is één van de kernbegrippen van de Omgevingswet en bepaalt de werkingssfeer ervan. De zorg voor de fysieke leefomgeving ligt niet bij één overheidsorgaan, maar er is sprake van een taakverdeling tussen verschillende overheden.

De zorg van de fysieke leefomgeving is ook een collectieve verantwoordelijkheid. Samenwerking tussen overheden en participatie van burgers en bedrijven zijn belangrijke factoren en vormen één van de uitgangspunten van het nieuwe omgevingsrechtelijke stelsel. Waterschappen zijn functionele decentrale overheden die de zorg voor het watersysteem als taak hebben. De waterschapsverordening krijgt een integraler karakter dat nodig is voor het stimuleren van afstemming van individuele regels en het creëren van meer eenduidigheid voor burgers of bedrijven.

De verordening kan, naast de andere instrumenten van waterschappen en andere overheden, ingezet worden om de doelen van het waterschap te bereiken. Daarnaast is mede van belang dat waterschappen hun specifieke rol en bijbehorende sturingsstijlen inzetten bij de invulling van de waterschapsverordening. Er kunnen meerdere soorten sturingsstijlen worden toegepast, bijvoorbeeld met het oog op risicoafwegingen.