Bijlage IX: Activiteiten

De taak van het waterschap is het zorgen voor veilig, genoeg en schoon water. Om dit te realiseren worden allerlei soorten objecten van het waterschap (bijvoorbeeld waterkeringen, watergangen, stuwen) ingezet. Deze objecten, waarvan het functioneren noodzakelijk is voor het halen van waterschapsdoelen, worden beschermd door omringende gebieden waarin condities (beperkingen) gelden voor het uitvoeren van allerlei soorten (specifieke) functionele activiteiten. Deze beperkingen zijn afwijkend per soort object bij een identiek uitgevoerde activiteit. 

1. Functionele activiteiten en elementaire activiteiten

De omringende beschermingszones (indien van toepassing) worden ook tot de objecten van het waterschap gerekend, omdat deze onderdeel uitmaken van het gebied waar de beperkingen gelden.

De beoordeling van een functionele activiteit heeft betrekking op een combinatie van:

  • het uitvoeren van bepaalde handelingen (bijvoorbeeld een steiger bouwen, of het planten van bomen en struiken);
  • de objecten van het waterschap op de locatie van de handelingen (bijvoorbeeld een waterkering, of een watergang).

Alleen bepaalde combinaties van functionele activiteiten en soorten objecten zijn zinvol. Dat is ook terug te zien in de huidige regelgeving van waterschappen. Het bouwen van een steiger (een ligplaats voor een watervoertuig) is bijvoorbeeld alleen zinvol in combinatie met een oppervlaktewaterlichaam. Alleen voor dergelijke zinvolle combinaties worden regels gedefinieerd om de impact van de activiteit (steiger bouwen) op het object (oppervlaktewaterlichaam) te beperken.

In principe kan een functionele activiteit worden gezien als een combinatie van één of meer elementaire activiteiten. Zo kan een steiger aanleggen bijvoorbeeld bestaan uit: grond doorboren, object aanbrengen en oppervlaktewater afdekken. Bekijk de kruistabel elementaire activiteiten voor meer voorbeelden.

De algemene definitie van een elementaire activiteit is:

Een standaard-handeling die op bepaalde locaties een negatieve impact kan hebben op het functioneren van de objecten van de waterschappen (waarvan de correcte werking noodzakelijk is voor het halen van de doelen van de waterschappen).

Bij Waterschap Drents Overijsselse Delta, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en Hoogheemraadschap van Delfland is een reeks elementaire activiteiten afgeleid door de algemene regels te analyseren. Na samenvoeging en integratie van deze reeksen is de volgende gemeenschappelijke lijst ontstaan, zie tabel 1:

Tabel 1. Bijlage IX.

Nr.

Elementaire activiteit

Verklaring

1

grond aanbrengen

het plaatselijk ophogen van het maaiveld, of dempen van een oppervlaktewaterlichaam

2

bodem afdekken

een object (bijv. een constructie) plaatsen op het maaiveld waardoor de toegang tot de bodem wordt belemmerd

3

bodem belasten

een object (bijv. zwaar materieel, constructie, groepen mensen) plaatsen op het maaiveld waardoor er druk wordt uitgeoefend op de grond

4

bodem bemesten

het aanbrengen van meststoffen op het maaiveld

5

bodem beweiden

het later grazen van vee op het maaiveld

6

bodem doorboren

het plaatsen van bijv. palen in het maaiveld of het doorploegen van de bodem

7

bodem in trilling brengen

het inbrengen van bijv. damwanden in het maaiveld

8

grond verwijderen

het plaatselijk verlagen van het maaiveld, of het baggeren in een oppervlaktewaterlichaam

9

bodem besproeien

het kunstmatig verspreiden van water over het maaiveld

10

oppervlaktewater toevoegen

het lozen van (eventueel verontreinigd) water op een oppervlaktewaterlichaam

11

oppervlaktewater onttrekken

het zuigen van water uit een oppervlaktewaterlichaam

12

oppervlaktewater aanvoeren

het aansluiten van bijv. een nieuwe greppel (naar hoger gelegen gebied) op een bestaande watergang

13

oppervlaktewater afvoeren

het aansluiten van bijv. een nieuwe greppel (naar lager gelegen gebied) op een bestaande watergang

14

oppervlaktewater afdekken

een object (bijv. een constructie) plaatsen boven een watergang waardoor de lichtinval op het water wordt belemmerd

15

oppervlaktewater bevaren

het verplaatsen van bijv. mensen of goederen met een watervoertuig

16

rioolwater toevoegen

het lozen van (eventueel verontreinigd) water op een riolering

17

grondwater infiltreren

het lozen van (eventueel verontreinigd) water in de bodem

18

grondwater onttrekken

het zuigen van water uit de bodem

19

grondwater ontwateren

het aanbrengen van bijv. drainagebuizen in de bodem

20

object aanbrengen

het plaatsen van bijv. een constructie of beplanting op het maaiveld, in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam

21

object wijzigen

het verbouwen van bijv. een constructie op het maaiveld, in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam

22

object verwijderen

het afbreken en afvoeren van bijv. een constructie op het maaiveld, in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam

1.2 Toepassing van elementaire activiteiten

Door functionele activiteiten op te bouwen als een combinatie van enkele elementaire activiteiten, ontstaat de mogelijkheid om de impact van alle functionele activiteiten op een overeenkomende manier te beoordelen. Dit gebeurt door eerst de impact van een elementaire activiteit te bepalen in combinatie met de objecten van het waterschap.  Dit leidt tot een kwalitatieve beoordeling in waarden (bijvoorbeeld ‘zeer klein’, ‘klein’, ‘matig’, ‘groot’, ‘zeer groot’).

Van alle relevante waterschapsdoelen (de ‘bladeren’ in de doelenboom) wordt binnen het regelmodel het maximum bepaald van alle kwalitatieve impacts en vertaald in een plicht (bijvoorbeeld ‘zorgplicht’, ‘algemene regel’, ‘algemene regel met meldplicht’, ‘vergunningplicht’, ‘verbod’) die geldt voor de functionele activiteit op de aangegeven locatie.

Bij het opstellen van nieuwe regelgeving geeft deze aanpak een goed inzicht in de werking van elementaire activiteiten in bepaalde situaties. Aan een initiatiefnemer is goed uit te leggen dat onze regels zodanig zijn opgesteld dat we gelijkwaardige behandeling in vergelijkbare situaties kunnen garanderen.

Een bijkomend voordeel van deze aanpak is de herbruikbaarheidvan elementaire activiteiten, omdat bij een nieuwe functionele activiteit alleen de maximale impact van de onderliggende elementaire activiteiten bepaald hoeft te worden.

1.3 Groeimodel vanuit huidige regelgeving

Wanneer waterschappen besluiten om hun huidige regelgeving ‘beleidsneutraal’ over te brengen in een regelmodel, dan is de toepassing van elementaireactiviteiten onpraktisch omdat bij de beoordeling van een functionele activiteit er al een rechtstreekse koppeling is met een plicht (via een impliciete impact-bepaling). Het ‘ontleden’ van bestaande functionele activiteiten in elementaire activiteiten gaat waarschijnlijk leiden tot gecompliceerde beslissingstabellen die erg veel criteria en keuzes bevatten.

Toch kan de structuur van elementaire activiteiten in het regelmodel in dit geval worden toegepast door elke functionele activiteit op te bouwen uit precies één elementaire activiteit die in feite bestaat uit de genoemde functionele activiteit. Deze invulling lijkt wellicht gekunsteld, maar door het gebruik van deze structuur kan het regelmodel gaandeweg worden voorzien van steeds meer elementaire activiteiten, en functionele activiteiten die bestaan uit één of meer elementaire activiteiten. Hierdoor werkt de structuur als een groeimodel, waarin uiteindelijk alle elementaire activiteiten ook echt een elementair karakter krijgen.

1.4 Aansluiting op begrippen in het DSO

In het informatiemodel van de toepasbare regelsin het DSO zijn twee soorten handelingen beschikbaar:

  • DSO-activiteit: juridisch geformuleerde handeling, die zelf door een lokale overheid ingevuld kan worden. DSO-activiteiten worden gebruikt om de verplichting in de loket-applicatie te bepalen.
  • DSO-werkzaamheid: in dagelijkse taal beschreven handeling, die afgestemd is tussen alle betreffende overheden. DSO-werkzaamheden dienen herkenbaar te zijn door de initiatiefnemer. 

Gezien vanuit de vindbaarheid kunnen verschillende DSO-werkzaamheden (bijvoorbeeld boom planten, struik planten) gekoppeld worden aan dezelfde DSO-activiteit (bijvoorbeeld aanbrengen beplanting). Deze koppeling is bedoeld om beter aan te sluiten op de begrippenwereld van de initiatiefnemer.

Gezien vanuit de opbouw van de handelingen kan een bepaalde DSO-werkzaamheid (bijvoorbeeld boom planten) gekoppeld worden aan meerdere DSO-activiteiten (bijvoorbeeld grond doorboren, object aanbrengen). Deze koppeling is inzetbaar voor het gebruik van elementaire activiteiten.

Helaas is het onderscheid tussen ‘werkzaamheid’ en ‘activiteit’ alleen beschikbaar binnen de toepasbare regels, de STTR-kant van het DSO-loket. Deze handige structuur heeft dus geen equivalent binnen de juridische regels, de STOP/TPOD-kant van het DSO-loket. Zolang deze restrictie geldt is het advies om te kiezen tussen beginnen met:

  1.  ‘functionele activiteiten’ en deze gaandeweg vervangen door ‘elementaire activiteiten’; of
  2.  ‘elementaire activiteiten’.

Het is wel belangrijk om begrippen uit de waterschapswereld zoveel mogelijk één op één te laten aansluiten op de begrippenwereld van het DSO. Omdat de waterschappen gebruikmaken van begrippen die geen corresponderend begrip hebben in het DSO, is het toepassen van afwijkende begrippen soms noodzakelijk. In de onderstaande tabel zijn de begrippen van beide werelden naast elkaar gezet.

Tabel 2.Bijlage IX.

Waterschap

DSO toepasbare regels

DSO juridische regels

functionele activiteit

werkzaamheid

activiteit

elementaire activiteit

activiteit

activiteit

NB. In het informatiemodel van de juridische regelsin het DSO ontbreekt het begrip ‘werkzaamheid’.

Download kruistabel elementaire activiteiten