1.5 Taken en bevoegdheden

De Omgevingswet deelt specifieke taken toe aan overheden ten aanzien van de fysieke leefomgeving. De taak die overheden hebben voor de fysieke leefomgeving vloeit voort uit artikel 21 van de Grondwet en internationaalrechtelijke verplichtingen. De zorg ligt niet bij één orgaan of één niveau, maar er is een taakverdeling tussen verschillende overheden en daardoor veel meer sprake van aanvullende taakbehartiging. Waterschappen zijn functionele overheden die de zorg voor het watersysteem als taak hebben. Dit is een belangrijk onderdeel van de overheidszorg die een uitwerking vormt van het eerdergenoemde artikel 21 van de Grondwet.

De doelstellingen van het waterbeheer zijn in de huidige wetgeving opgenomen in artikel 2.1 van de Waterwet: 

  • De bescherming tegen overstromingen, wateroverlast en waterschaarste, in samenhang met de bescherming en verbetering van de kwaliteit van watersystemen, zowel chemisch als ecologisch. 
  • De vervulling van aan watersystemen toegekende maatschappelijke functies op grond van de Omgevingswet (zoals bewoonbaarheid, onderhoud, aanleg en wijziging van watersystemen, scheepvaart, drinkwater en landbouw).

Onder de Omgevingswet wijzigen de doelstellingen van het waterbeheer niet, maar zijn de waterschapstaken voor de fysieke leefomgeving ondergebracht in artikel 2.17 van de Omgevingswet.

Waterschappen hebben op grond van artikel 1 lid 1 van de Waterschapswet de waterstaatkundige verzorging van een bepaald gebied ten doel. Zij zijn verantwoordelijk voor het regionale waterbeheer (decentralisatiebeginsel, artikel 2 lid 2 van de Waterschapswet) en voor het beheer van een groot deel van de primaire waterkeringen. 

Als functionele overheid zijn de waterschappen specifiek belast met de waterbeheertaak en in beginsel verantwoordelijk voor de totale afwatering in het stedelijk en landelijk gebied, de waterkwantiteit en de waterkwaliteit, de zuivering van afvalwater en het beheer van de waterkeringen. Het is de provincie die deze beheertaken voor watersystemen of delen daarvan, die niet bij het Rijk in beheer zijn, aan de waterschappen toedeelt.[1] Via de omgevingsverordening zijn het Rijk en het waterschap aangewezen als beheerder van het watersysteem.[2] Grondwaterkwantiteit en grondwaterkwaliteit vormen hier een integraal onderdeel van. Voor regionale wateren, inclusief het grondwater, is meestal het waterschap het bevoegd gezag voor wateractiviteiten.[3]

Een aantal waterschappen is naast de reguliere taken ook belast met het beheer van openbare wegen. Dit is nu geregeld in de Wegenwet, maar die wet gaat op een later moment ook op in de Omgevingswet. Deze taak blijft dan voor de betreffende waterschappen onder de Omgevingswet bestaan zoals die krachtens de Wegenwet bestaat.[4]

In de waterschapsverordening zullen algemeen verbindende voorschriften landen die burgers en bedrijven rechtstreeks binden. Deze regels hebben betrekking op de uitvoering van de wettelijke waterschapstaken: het beheer van regionale watersystemen, de zuivering van stedelijk waterafval en het behoeden van de staat en werking van openbare wegen die sommige waterschappen in beheer hebben. In de waterschapsverordening kunnen verschillende soorten activiteiten gereguleerd worden, denk hierbij bijvoorbeeld aan het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem, voor zover de bevoegdheid van de waterschappen reikt.

Voetnoten

[1] Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 85.

[2] Artikelen 2.17 en 2.19 van de Omgevingswet.

[3]https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/thema/water/grondwater/(externe link), geraadpleegd op 4 februari 2019.

[4] Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 82.