De Omgevingswet stelt de fysieke leefomgeving centraal. De zorg voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving ligt bij meerdere actoren. De overheid heeft daarin een (publieke) verantwoordelijkheid, maar ook burgers en bedrijven hebben daarin een (private) verantwoordelijkheid. De publieke verantwoordelijkheid uit zich in het wettelijke stelsel van de Omgevingswet. Het wettelijk stelsel regelt wat de overheid moet doen en vormt ook het kader waarbinnen de overheid (al dan niet samen met andere overheden) moet opereren ten opzichte van burgers en bedrijven.

Burgers en bedrijven hebben die private verantwoordelijkheid voor de fysieke leefomgeving. Bij het burgerschap gaat het enerzijds om individuele belangen, maar anderzijds ook om betrokkenheid bij hun directe leefomgeving en de ontwikkeling daarvan. Bedrijven hebben weer andere belangen en gebruiken de fysieke leefomgeving op een andere manier en vervullen daarin meerdere rollen, zoals initiatiefnemer met individuele belangen of initiatiefnemer van projecten die het publieke belang dienen, zoals de aanleg van infrastructuur.[1]  

De zorg van de fysieke leefomgeving is een collectieve verantwoordelijkheid. Samenwerking tussen overheden en participatie van burgers en bedrijven zijn daarom essentieel en bovendien één van de uitgangspunten van het nieuwe omgevingsrechtelijke stelsel. Reden hiervoor is om tijdig de onderlinge belangen, meningen en creativiteit in beeld te krijgen. In de Omgevingswet en in het Omgevingsbesluit zijn regels over participatie bij wettelijke instrumenten opgenomen, zoals onder meer de omgevingsvisie en het omgevingsplan. Voor de waterschapsverordening gelden geen regels over participatie. 

Het is echter ook voor de waterschapsverordening, als wettelijk instrument, van belang dat de omgeving in een vroegtijdig stadium wordt betrokken bij de totstandkoming ervan. Afhankelijk van aspecten zoals de aard, omvang en invloed op de fysieke leefomgeving van de waterschapsverordening, worden bepaalde actoren betrokken en ook de wijze van die betrokkenheid bepaald.[2] De handreiking en het Digitaal Stelsel Omgevingswet bieden waterschappen de nodige tools om hier mee aan de slag te kunnen gaan waarbij een gebiedsgerichte benadering ook heel goed mogelijk is. Het is echter aan de waterschappen zelf om participatie toe te passen.[3] De onderwerpen samenwerking en participatie zijn in paragrafen 2.9 en 2.10  van deze handreiking nader uitgewerkt.

Voetnoten

[1] Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 40 e.v. en p. 73 e.v.

[2] Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 219.

[3] https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/thema/inspiratiegids/participatie-wet/(externe link), geraadpleegd op 1 februari 2019.