2.7 Type regels

De waterschapsverordening is het instrument waarmee waterschappen regels kunnen stellen over activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving.[1] De waterschapsverordening bevat regels die zich rechtstreeks tot burgers of bedrijven richten of die voor het waterschap zelf gelden.[2] In de waterschapsverordening kan worden gewerkt met verschillende juridische instrumenten. Dit zijn zorgplichten, algemene regels, meldplichten, vergunningplichten met beoordelingsregels, maatwerkregels, maatwerkvoorschriften, gelijkwaardige maatregel en algemeen verbod. In deze paragraaf worden deze juridische instrumenten toegelicht. 

De Omgevingswet heeft als motto ruimte voor ontwikkeling en waarborgen van kwaliteit. De wet staat voor een goede balans tussen zowel het beschermen als het benutten van de fysieke leefomgeving. Wanneer je op een doelgerichte manier de opbouw van regelgeving benadert, kijk je eerst naar welke doelen het waterschap heeft gesteld. Vervolgens maak je een afweging per activiteit. Daarbij wordt afgewogen of een -bepaald type- activiteit een bijdrage levert of een inbreuk maakt op de doelen van het waterschap. Deze afweging biedt de basis voor een keuze in de manier waarop de activiteit wel of niet wordt gereguleerd. Activiteiten die initiatiefnemers verrichten en de gevolgen daarvan voor de fysieke leefomgeving zijn verschillend van aard en effect. Dit vraagt om verschillende type regels.[3]

Tabel4.H2 Mogelijke indeling van de regels over activiteiten
Tabel4.H2 Mogelijke indeling van de regels over activiteiten.

Tabel 4 geeft een voorbeeld weer van een glijdende schaal van de verschillende instrumenten waarmee waterschappen regels kunnen stellen in hun waterschapsverordening. Aangeraden wordt om deze afweging, in lijn met de Omgevingswet, van licht naar zwaar te maken. Hoofdstuk 4 van deze handreiking (paragraaf 4.2 en 4.3.6) gaat verder in op de methode rondom het stellen van type regels. 

2.7.1 Zorgplichten

Algemene versus specifieke zorgplicht
De Omgevingswet bevat een algemene zorgplicht inhoudende dat een ieder voldoende zorg draagt voor de fysieke leefomgeving. Volgens artikel 1.6 van de Omgevingswet zijn niet enkel de overheid, maar ook de bedrijven en de burgers zijn verantwoordelijk voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving.[4] Deze algemene zorgplicht vormt een vangnet indien er geen rijksregels of specifieke decentrale regels van toepassing zijn. Naast algemene zorgplichten bestaat er het instrument specifieke zorgplicht, deze borduurt voort op de algemene zorgplicht maar is concreter. De specifieke zorgplicht is gespecificeerd voor specifieke activiteiten voor concreet genoemde belangen.[5] Op rijksniveau zijn deze specifieke zorgplichten te vinden in het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) en het Besluit bouwwerken leefomgeving (hierna: Bbl). Ook decentrale overheden kunnen specifieke zorgplichten opnemen in hun verordeningen of omgevingsplannen. Specifieke zorgplichten zijn algemene regels die direct gelden voor burgers en bedrijven. Specifieke zorgplichten kunnen ook gelden naast specifieke regels. 

Er kunnen altijd onvoorziene situaties ontstaan of ontwikkelingen zijn waarmee de wetgever vooraf geen rekening kon houden. Specifieke zorgplichten bieden in toekomstige situaties bescherming. 

Als duidelijk is dat de specifieke zorgplicht wordt overtreden (de evidente overtredingen) dan is die overtreding direct bestuursrechtelijk en strafrechtelijk handhaafbaar. De specifieke zorgplicht verschilt van de algemene zorgplicht op grond van de Omgevingswet zoals hiervoor genoemd, omdat deze wel strafrechtelijk handhaafbaar is en de algemene zorgplicht niet. Indien onduidelijk is wat in een concreet geval een goede invulling is van de specifieke zorgplicht, ligt het voor de hand dat de initiatiefnemer en het bevoegd gezag overleggen en bestaat er voor het bevoegd gezag de mogelijkheid tot het stellen van een maatwerkvoorschrift (zie paragraaf 2.7.6).

Specifieke zorgplichten in de handreiking waterschapsverordening
Ook in deze handreiking waterschapsverordeningstaat de zorgplicht centraal. Hiermee wordt aangesloten op een beweging die in het omgevingsrecht is geïntroduceerd met de komst van het Activiteitenbesluit milieubeheer en daarna in populariteit is toegenomen. Alles wat niet alleen met zorgplichten kan worden gewaarborgd, is onder ‘activiteiten’ beschreven. Indien de waterschappen specifieke zorgplichten willen laten gelden voor de decentraal geregelde activiteiten, zullen zij deze zelf moeten opnemen in de waterschapsverordening. In bijlage V zijn voorbeelden van specifieke zorgplichten uitgewerkt. Deze voorbeelden van specifieke zorgplichten zijn toegespitst op de taakuitoefening van het waterschap en de te bereiken opgave. Zorgplichten vormen het vangnet en het uitgangspunt voor de te beschermen objecten. Gezien deze vangnetfunctie en het feit dat het ongewenst is om voor elke activiteit een specifieke zorgplicht op te stellen (gelet op het grote aantal van activiteiten) is ervoor gekozen om de specifieke zorgplichten objectgericht te benaderen. Onder elk object kunnen dan meerdere activiteiten worden geschaard.

Deze specifieke zorgplichten blijven gelden naast andere vormen van regulering (voorschriften), zoals algemene regels met of zonder meldplichten, vergunningplichten of algehele verboden. Ze fungeren als basisnorm waaraan altijd moet worden voldaan. Dat heeft een aantal redenen. De specifieke zorgplicht vervangt regels over maatregelen die vanzelfsprekend zijn, zoals ‘goodhousekeeping’ of gedragsmaatregelen. Door deze vanzelfsprekende regels niet meer uit te schrijven kunnen de algemene regels en de voorschriften in de vergunning toegespitst worden op de essentie, namelijk de specifieke bescherming en het benutten van de leefomgeving. Bovendien worden de regels inzichtelijker en wordt er meer ruimte gecreëerd voor de initiatiefnemer. In de waterschapsverordeningkomt deze manier van regelopbouw ook tot uiting. Een specifieke zorgplicht is overigens mede bedoeld voor onvoorziene situaties waarmee bij het opstellen van de regels voor activiteiten nog geen rekening is gehouden. 

Specifieke zorgplichten: objectgericht of activiteitgericht 
Er zijn twee benaderingen mogelijk. Zorgplichten kunnen objectgericht of activiteitgericht worden vormgegeven. De teksten in bijlage V (voorbeeld waterschapsverordening) van deze handreiking zijn gebaseerd op de formulering van de algemene zorgplicht van de Omgevingswet en de specifieke zorgplichten uit het Bal.  

 De artikelen hebben allen dezelfde opbouw: 

  • Het eerste deel bevat de specifieke zorgplicht. De zorgplicht is gekoppeld aan de doelcriteria (doelen/belangen) zijn opgenomen. De specifieke zorgplicht verplicht de initiatiefnemer van de activiteit om zorg te dragen voor de bepaalde vastgestelde doelen. Dit is in lijn met de doelgerichte benadering van de regels in deze handreiking waterschapsverordening. 
  • Vervolgens wordt in een niet-limitatieve opsomming aangegeven wat de specifieke zorgplicht in ieder geval inhoudt voor de initiatiefnemer van de activiteit. Deze opsomming concretiseert de zorgplicht en geeft dus meer richting aan de toepassing hiervan.  

Jurisprudentie 
Onder bepaalde voorwaarden kan het bevoegd gezag rechtstreeks handhaven op de zorgplicht. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bepaald in ABRvS201012817/1/M1, 10 augustus 2011 (Lozen verontreinigd hemelwater). Een zorgplicht is alleen direct handhaafbaar als de overtreder wist of had moeten weten dat zijn handeling tot schade aan het watersysteem zou leiden. Het moet dus een evidente schending van de zorgplicht betreffen. Als de schending niet evident is, kan het bevoegd gezag niet zo maar handhavend optreden, maar zal het eerst een maatwerkvoorschrift (afzonderlijke beschikking) moeten stellen om te verduidelijken wat de zorgplicht in dat geval inhoudt. Het valt te verwachten dat bovenstaande ook in het nieuwe stelsel stand houdt. Want in het Bal wordt ook op deze jurisprudentie voortgebouwd.

2.7.2 Algemene regels

Waterschappen beschikken over de mogelijkheid tot het stellen van algemene regels, met of zonder meldplicht, in de waterschapsverordening. Een van de doelen van het nieuwe stelsel van de Omgevingswet is om activiteiten die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving zoveel mogelijk onder algemene regels te laten vallen. Het is aan de waterschappen om bij elke activiteit deze afweging te maken. 

Bij het stellen van algemene regels kan een keuze worden gemaakt in doelvoorschriften, of middelvoorschriften. Doelvoorschriften zijn voorschriften met een norm waaraan moet worden voldaan. Hierbij bepaalt de initiatiefnemer zelf met welke techniek of maatregel de activiteit wordt uitgevoerd. Doelvoorschriften hebben als voordeel dat het de initiatiefnemer ruimte biedt om zelf te bekijken hoe aan het doel wordt voldaan. Een voorbeeld daarvan is een emissiegrenswaarde voor stoffen in te lozen afvalwater. Een nadeel kan zijn dat er onduidelijkheid kan ontstaan over het wel of niet voldoen aan de norm. Bij emissiegrenswaarden wordt in het Bal daarom steeds ook de meetmethode voorgeschreven, waarmee bepaald wordt of wel of niet aan de emissiegrenswaarde wordt voldaan. Middelvoorschriften zijn voorschriften waarin een specifieke techniek of maatregel staat voorgeschreven. De initiatiefnemer van een activiteit moet deze techniek of maatregel toepassen of uitvoeren. Voordeel van middelvoorschriften is dat zij heel duidelijk zijn en gemakkelijk te handhaven. In bijlage V van de handreiking zijn voorbeelden van algemene regels te vinden. 

2.7.3 Meldplichten

Een ander instrument van regulering (dat vaak gecombineerd wordt met algemene regels) is de meldplicht. In de waterschapsverordening kunnen waterschappen een algemene regel opnemen om zonder voorafgaande melding een activiteit te verrichten.[6] Deze meldplicht kan van belang zijn voor de mogelijkheid tot het ondernemen van actie van het bestuursorgaan (bijvoorbeeld het aanpassen van de zonering of het stellen van een maatwerkvoorschrift). Een meldplicht moet worden onderscheiden van een informatieplicht. Een informatie plicht is een verplichting om informatie te verstrekken gedurende het verrichten van een activiteit of binnen een bepaalde termijn voorafgaand aan het starten van een activiteit, zonder dat daaraan een verbod is gekoppeld de activiteit te verrichten.[7]

2.7.4 Vergunningplichten

Indien een activiteit een voorafgaande beoordeling van het waterschap vergt is de omgevingsvergunning voor een wateractiviteit het juiste middel. Daarnaast kunnen er nog andere afwegingen van belang zijn voor het inzetten van het instrument vergunningplicht (zoals het bieden van flexibiliteit, waar een algemene regel dan weer niet het juiste middel voor is). Een vergunning kan enkel worden verleend of geweigerd op basis van de gronden die in de waterschapsverordening zijn gesteld (op basis van de beoordelingsregels). Uitgangspunt van het Rijk bij het instellen van een vergunningplicht is alleen wanneer dit vanuit internationaal recht noodzakelijk is of wanneer het onderwerp niet doelmatig of doeltreffend via algemene regels kan worden behartigd. Beoordelingsregels voor de aanvraag welke door het Rijk zijn vastgesteld zijn niet van toepassing op vergunningen die voortvloeien uit de waterschapsverordening. 

Waterschappen kunnen regels over het verbinden van voorschriften aan een omgevingsvergunning stellen in de waterschapsverordening. Daarnaast kunnen zij in de waterschapsverordening bestuursorganen of andere instanties aanwijzen die in de gelegenheid worden gesteld om advies te geven over een vergunningaanvraag (bijvoorbeeld het drinkwaterbedrijf, als de activiteit mogelijk een effect heeft op de bronnen van de drinkwatervoorziening).[8]

In de waterschapsverordening kan het waterschap afwijken van de door het Rijk vastgestelde vergunningplichten voor lozingsactiviteiten. Dit kan enkel een aanvullende vergunningplicht bevatten.[9] In de waterschapsverordening worden ook de beoordelingsregels en het toetsingskader voor vergunningen gesteld.[10] De aanvrager moet hier kunnen vinden op welke gronden zijn vergunning wordt verleend of geweigerd. Daarbij moet de instructieregel van artikel 6.2 Bkl worden opgevolgd. Die instructieregel dient er voor om de vereisten die onder andere de kaderrichtlijn water stelt aan het reguleren van activiteiten, correct worden geïmplementeerd. Waterschappen kunnen hun beoordelingsregels baseren op (de essentie van) bestaande beleidsregels. Het is echter niet nodig om alle beleidsregels volledig om te zetten naar beoordelingsregels in de waterschapsverordening. Ook na inwerkingtreding van de Omgevingswet blijft het dagelijks bestuur bevoegd om beleidsregels over het verlenen van omgevingsvergunningen vast te stellen. Die bevoegdheid wordt ontleend aan artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht.

Het Bal geeft een opsomming van de vergunningplichtige wateractiviteiten[11]. Activiteiten die niet op rijksniveau zijn gereguleerd kunnen in de waterschapsverordening vergunningplichtig worden gesteld. In de waterschapsverordening kan worden bepaald, conform artikel 5.3 van de Omgevingswet, dat er verboden gelden om activiteiten te verrichten zonder een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit. 

Het waterschap kan een algeheel/absoluut verbod instellen voor een bepaalde activiteit of de mogelijkheid opnemen om dit verbod op te heffen door het verlenen van een omgevingsvergunning voor een wateractiviteit (artikel 4.4 lid 2 van de Omgevingswet).[12]

2.7.5 Maatwerkregels

Waterschappen hebben de mogelijkheid om aanvullend op of afwijkend van de algemene regels van het Rijk of de provincie maatwerkregels te stellen.[13] Deze maatwerkregel wordt een algemene regel in de waterschapsverordening. De maatwerkregels kunnen een aanscherping of een versoepeling zijn van de rijks- of provinciale regels. Een maatwerkregel is een algemeen verbindend voorschrift welke wordt gesteld om ervoor te zorgen dat de activiteiten die op een locatie worden of zullen worden verricht passen binnen de oogmerken/doelen en de strekking van de algemene regels van het Rijk of de provincie.[14] Maatwerkregels gelden op een bepaalde locatie, ongeacht wie daar een activiteit gaat verrichten en zijn dus niet gericht tot een belanghebbende. Dit maken maatwerkregels geschikt om te sturen op toekomstige ontwikkelingen.[15] Het waterschap kan deze maatwerkregels enkel stellen wanneer dit in de omgevingsverordening of in de rijksregels is bepaald. Waterschappen zijn bevoegd om maatwerkregels te stellen in de waterschapsverordening over de specifieke zorgplicht, afdeling 2.7 en de regels in hoofdstuk 3 tot en met 5 Bal.[16]

De grenzen aan de bevoegdheid voor decentrale overheden tot het stellen van maatwerkregels vloeien voor uit de artikelen 4.22 en 4.23 van de Omgevingswet en zijn herhaald in artikel 2.12 lid 3 van het Bal. Zodra waterschappen maatwerkregels stellen moeten de belangen uit artikel 2.2 van het Bal in acht worden genomen, dit zijn de belangen met het oog waarop de algemene regels van de hoofdstukken 2 tot en met 5 van het Bal zijn gesteld.[17] Afwijken van de rijksregels kan zowel een aanscherping als een versoepeling van de algemene regels inhouden. 

Waterschappen doen er goed aan om bij een versoepeling van een rijksregel in de bijbehorende maatwerkregel expliciet te benoemen dat een afwijking van de algemene regels is beoogd.[18] Indien dit niet gebeurt, blijven de algemene regels van het Bal van kracht naast de maatwerkregel en moet er nog steeds aan deze algemene regels voldaan worden.[19] Als waterschappen andere maatwerkregels, niet afwijkende van de algemene regels in het Bal, willen stellen hoeven deze strikt genomen niet expliciet als maatwerkregel te worden aangeduid.[20] De constatering dat een regel in de waterschapsverordening binnen het toepassingsbereik valt van de milieubelastende activiteiten of lozingsactiviteiten die in het Bal geregeld zijn en over hetzelfde onderwerp gaat als de algemene regels in het Bal, leidt automatisch tot de conclusie dat die regel in dat geval een maatwerkregel is.[21] Een regel kan ook van toepassing zijn op een activiteit die buiten het toepassingsbereik van het Bal valt; in dat geval is de regel geen maatwerkregel. Het is om deze reden niet aan te raden om maatwerkregels en andere regels in de waterschapsverordening geforceerd te scheiden. Dit zou leiden tot dubbel opschrijven van identieke regels, zonder dat daarmee een doel wordt gediend.[22]

2.7.6 Maatwerkvoorschriften

Waterschappen kunnen in de waterschapsverordeningonderwerpen aanwijzen waarvoor het bevoegd gezag (het dagelijks bestuur) maatwerkvoorschriften kan stellen.[23] Een maatwerkvoorschrift is een beschikking waarmee het waterschap in een individueel geval aan een burger de verplichting oplegt om te voldoen aan bepaalde voorschriften in aanvulling op of afwijking van een geldende algemene regel. Er kan sprake zijn van strengere of soepelere maatwerkvoorschriften. De flexibilisering met behulp van maatwerkvoorschriften wordt bepaald door de inhoud van de waterschapsverordening. De bevoegdheid tot het wijzigen of intrekken van een maatwerkbesluit ligt besloten in de bevoegdheid tot het vaststellen. De wetgever noemt de volgende vier vormen van maatwerkvoorschriften:[24]

  • maatwerkvoorschriften waarbij onderwerpen nader worden ingevuld of aangevuld; 
  • maatwerkvoorschriften waarbij strengere eisen worden opgelegd dan opgenomen in algemene regels;  
  • maatwerkvoorschriften waarbij minder strenge eisen worden opgelegd dan opgenomen in algemene regels en 
  • maatwerkvoorschriften waarbij van een in algemene regels expliciet opgenomen verbod ontheffing wordt verleend, al dan niet onder beperkingen of voorwaarden.

Voor die laatste variant kan eigenlijk beter voor een vergunningplicht worden gekozen in plaats van een bevoegdheid om bij maatwerkvoorschrift van het verbod af te wijken. 

2.7.7 Gelijkwaardige maatregel

Wanneer er in de waterschapsverordening een maatregel is voorgeschreven, bestaat er de mogelijkheid om op aanvraag toestemming te verlenen, in plaats van de voorgeschreven maatregel een gelijkwaardige maatregel[25] te treffen. Dit betekent dat er een andere techniek of maatregel mag worden toegepast als die maar hetzelfde effect heeft. Er moet dus tenminste hetzelfde resultaat worden bereikt. De gelijkwaardige maatregel biedt burgers en bedrijven de mogelijkheid om op andere manieren aan de gestelde normen te voldoen. De toestemming voor een gelijkwaardige maatregel is een beschikking waartegen bezwaar en beroep open staat.[26]

Waterschappen kunnen in de waterschapsverordening bepalen dat de voorafgaande toestemming niet nodig is, daarnaast kan het waterschap besluiten om een meldplicht er aan te verbinden. Tot slot kan ook de toepassing van een gelijkwaardige maatregel worden uitgesloten in de waterschapsverordening. In verband met de mogelijkheid om gelijkwaardige maatregelen te treffen, is het aan te raden om bij algemene regels (met name middelvoorschriften) steeds duidelijk te maken met welk oogmerk/doel de regel is gesteld. Dat oogmerk/doel geeft richting aan de onderbouwing die de initiatiefnemer moet aanleveren om aan te tonen dat zijn maatregel inderdaad gelijkwaardig is. Het uitsluiten van de toepassing van gelijkwaardige maatregelen is alleen in uitzonderlijke gevallen mogelijk en dient goed gemotiveerd te worden.

2.7.8 Algeheel verbod

Indien waterschappen vooraf de afweging hebben gemaakt dat een activiteit aanzienlijke nadelige gevolgen zal hebben op de te bereiken doelen van het waterschap dat ze deze activiteit in geen enkel geval toe willen staan, dan kunnen de waterschappen ervoor kiezen om een algeheel verbod voor het verrichten van deze activiteit in de waterschapsverordening op te nemen. 

2.7.9 Aanvraagvereisten

De vereisten voor het aanvragen van een omgevingsvergunning zijn vastgelegd in de Omgevingsregeling.[27] Deze gelden voor omgevingsvergunningen op grond van rijksregelgeving.[28] Bij de stelselherziening is gekozen voor het ‘decentraal, tenzij’-principe. Om die reden is ervoor gekozen om, behoudens een paar algemene aanvraagvereisten en participatie, geen aanvraagvereisten op te nemen voor vergunningplichten van decentrale overheden.[29] Voor een aanvraag van een omgevingsvergunning voor een activiteit, als bedoeld in artikel 5.3 of 5.4 van de Omgevingswet, kunnen er in de waterschapsverordening ook regels worden gesteld over de door de aanvrager te verstrekken gegevens en bescheiden.[30] Hierbij moet rekening worden gehouden met de in de Algemene verordening gegevensbescherming (hierna: AVG) neergelegde beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit: er mogen niet meer gegevens worden gevraagd aan de initiatiefnemer dan de gegevens die strikt noodzakelijk zijn voor de behandeling van de aanvraag.[31] Waterschappen moeten de aanvraagvereisten/indieningsvereisten voor de vergunningplichten op grond van de waterschapsverordening opnemen in de waterschapsverordening.

Bij de aanvraagvereisten in de Omgevingsregeling is rekening gehouden met de volgende principes:

  • Aansluiten bij Europese regels. 
  • Vertrouwen in professioneel gedrag van bevoegde instanties en aanvragers bij de vergunningverlening.
  • De aanvrager hoeft op grond van artikel 16.55, vijfde lid van de Omgevingswet geen gegevens of bescheiden te verstrekken waarover het bevoegd gezag al beschikt. 
  • Afstemming van de aanvraagvereisten op de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning vereist is. 
  • Aansluiting bij de algemene maatregelen van bestuur die uitvoering geven aan de Omgevingswet.
  • Terughoudend omgaan met aanvraagvereisten die tot een onderzoekplicht leiden. 
  • Geen uitputtende regeling van aanvraagvereisten. 

De algemene aanvraagvereisten uit de Omgevingsregeling zijn onder meer een aanduiding van de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is aangevraagd, een locatieaanduiding, een begrenzing van de locatie en de te hanteren standaarden voor bestandsformaten. Het participatievereiste van het aanvraagvereiste is uitputtend geregeld in de Omgevingsregeling. Hierdoor kunnen decentrale overheden geen aanvullende regels stellen over participatie voor vergunningplichtige activiteiten zoals opgenomen in de waterschapsverordening.[32]

De aanvraagvereisten voor de omgevingsvergunningen uit de bruidsschat worden van rechtswege (automatisch) toegevoegd aan de waterschapsverordening. De bruidsschat bevat een aantal vergunningplichten voor milieubelastende activiteiten met bijbehorende aanvraagvereisten en beoordelingsregels.[33]

Voetnoten

[1] Artikel 4.1 lid 1 van de Omgevingswet.

[2] Kamerstukken II 2013/14, 33 962, p. 52.

[3] https://www.omgevingswetportaal.nl/wet-en-regelgeving/amvbs-omgevingswet/besluit-activiteiten-leefomgeving(externe link), geraadpleegd op 27 februari 2019.

[4] Een zorgplicht kan zich richten tot bestuursorganen en tot bedrijven en particulieren. De zorgplicht uit de Drinkwaterwet richt zich specifiek op bestuursorganen (artikel 2 Drinkwaterwet). Zie het informatieblad ‘Zorgplicht Drinkwater, Wat betekent dit voor u?’ RIVM, 2017.

[5] https://aandeslagmetdeomgevingswet.nl/omgevingswet/abc-omgevingswet/begrippen/zorgplicht/(externe link), geraadpleegd op 22 oktober 2019.

[6] Artikel 4.4 lid 1 van de Omgevingswet. 

[7] Kamerstukken II 2013/14, 33 962 , p. 469.

[8] Artikel 16.15 lid 2 van de Omgevingswet.

[9] Artikel 2.12b van het Besluit activiteiten leefomgeving juncto artikel 5.2 lid 1 van de Omgevingswet.

[10] Kamerstukken II 2013/14, 33 962, p. 52. 

[11] Artikel 5.2 lid 1 van de Omgevingswet. 

[12] Kamerstukken II 2013/14, 33 962, p. 488. 

[13] Artikel 4.6 van de Omgevingswet. 

[14] Stb. 2018, 293, p. 771. 

[15] Stb. 2018, 293, p. 771.

[16] Artikel 2.12 van het Besluit activiteiten leefomgeving. 

[17] Stb. 2018, 293, p. 771.

[18] Stb. 2018, 293, p. 771. 

[19] Dit kan bijvoorbeeld door aan te geven dat een bepaald artikel in een bepaald geval niet van toepassing is.

[20] Stb. 2018, 293, p. 771.

[21] Stb. 2018, 293, p. 771.

[22] Stb. 2018, 293, p. 771.

[23] Artikel 4.5 lid 2 van de Omgevingswet en Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 470.

[24] Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 470.

[25] Artikel 4.7 van de Omgevingswet.

[26] Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 472.

[27] Zie artikel 16.55, tweede lid, Omgevingswet. 

[28] Toelichting bij ontwerp Omgevingsregeling, p. 65. 

[29] Toelichting bij ontwerp Omgevingsregeling, p. 65.

[30] Artikel 16.55, derde lid, Omgevingswet. 

[31] Nota van Toelichting Invoeringsbesluit Omgevingswet, p. 114. 

[32] Toelichting bij ontwerp Omgevingsregeling, p. 71. 

[33] Toelichting bij ontwerp Omgevingsregeling, p. 66.