Inleiding

De voorbeeldteksten zijn illustratief. Het zijn geen modelbepalingen die zijn geschreven om letterlijk overgenomen te worden, dat mag uiteraard wel. Waterschappen zullen de regels zelf invulling moeten geven op basis van het eigen beleid en eigen keuzes.

Bij de voorbeeldteksten is commentaar gegeven met een uitleg van de achterliggende overwegingen. Het commentaar is niet bedoeld als toelichting die bij de waterschapsverordening hoort.

Voor de structuur is zoveel mogelijk aangesloten bij structuur van het Besluit activiteiten leefomgeving (hierna: Bal) en activiteitgericht vormgegeven. Net als in het Bal zien de meeste regels op bescherming tegen nadelige gevolgen van activiteiten in de fysieke leefomgeving. Ander voordeel is de toegankelijkheid van de regelgeving voor de gebruiker door een uniforme wetgevingsstijl.

De structuur kan ook meer objectgericht of opgavegericht en/of gebiedsgericht worden opgezet.

Opgave- of gebiedsgericht biedt meer ruimte om per thema, opgave of gebied een ander invulling te geven aan de na te streven doelen, de rolopvatting en/of de meer specifieke opgaven in dat gebied. Voor die structuur is hier niet gekozen, hier was geen tijd meer voor.

Bij de tekstvoorbeelden is elke keer gekeken, voor zover van toepassing of mogelijk, om voorbeelden te geven die passen bij de verschillende implementatie scenario’s (zie paragraaf 4.2 van de Handreiking waterschapsverordening):

  1. omzetten (model)keur 
  2. optimalisatie van de bestaande regels door doelgerichtheid, activiteitgerichtheid en digitalisering
  3. opgave / gebiedsgerichte regels

Zie voor meer informatie over de gehanteerde uitgangspunten en aandachtspunten in paragraaf 4.3.6 van de handreiking.

Inhoudsopgave: Waterschapsverordening <naam waterschap>

  • Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
  • Hoofdstuk 2 Activiteiten in of bij waterstaatwerken
  • Hoofdstuk 3 Procedurele bepalingen
  • Hoofdstuk 4 Toezicht en handhaving
  • Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen

Besluit van het algemeen bestuur van Waterschap <naam waterschap>, houdende regels over het beschermen en benutten van het watersysteem

Het algemeen bestuur van Waterschap <naam waterschap>, 

Gelezen het voorstel van het dagelijks bestuur van <datum>…;

Gelet op artikel 2.5 van de Omgevingswet; 

Gelet op artikel 78 van de Waterschapswet; 

Besluit:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Toelichting

In dit hoofdstuk zijn alleen bepalingen opgenomen die betrekking hebben op de hele verordening (en dus als werkingsgebied het hele beheergebied van het waterschap hebben). Bepalingen die niet algemeen zijn, worden opgenomen in het hoofdstuk dat gaat over het specifieke onderwerp.

Zie voor indeling en layout: het Toepassingsprofiel waterschapsverordening (STOP/TPOD)[1]:

De verschillende tekstelementen moeten worden voorzien van een Kop. Een Kop bevat de volgende Kop-elementen:

  • Label: de tekstuele aanduiding van het type van het tekstelement -= Hoofdstuk;
  • Nummer: de unieke, numerieke aanduiding van het tekstelement = 1;
  • Opschrift: de tekstuele aanduiding van het tekstelement, waarmee de inhoud van het onderdeel beknopt wordt aangeduid. = Algemene bepalingen.

Volgens de TPOD bevat iedere waterschapsverordening in ieder geval verplicht:

  • een hoofdstuk 1 Algemene bepalingen;
  • het artikel Begripsbepalingen in hoofdstuk 1, dan wel in een specifieke bijlage met begripsbepalingen;
  • een bijlage met noemers en identificatiecodes van de informatieobjecten.

Zie voor meer informatie over de TPOD: paragraaf 2.13 van de handreiking.

AFDELING 1.1 ALGEMEEN

Artikel 1.1 (begripsbepalingen)

Bijlage I bij deze waterschapsverordening bevat begripsbepalingen voor de toepassing van deze waterschapsverordening.

OF

Artikel 1.1 (begripsbepalingen)

1. In deze waterschapsverordening wordt verstaan onder:

‘begrip’: definitie;

2. De begrippen uit artikel 1.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, artikel 1.1 van het Besluit activiteiten leefomgeving en artikel 1.1 van het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn ook van toepassing op deze waterschapsverordening. 

Toelichting:

Vanwege leesbaarheid/ toegankelijkheid is in de Omgevingswet en de daarop gebaseerde regels ervoor gekozen de begrippen in bijlagen op te nemen en niet in het besluit zelf. De eerste formulering sluit daarbij aan. In de huidige modelkeur[2] zijn de begrippen in artikel 1.1 opgenomen. De tweede formulering sluit daarbij aan.

De begrippen uit de Omgevingswet zijn rechtstreeks van toepassing op de waterschapsverordening en hoeven niet herhaald te worden. De begrippen uit de algemene maatregelen van bestuur zijn niet rechtstreeks van toepassing. Bij gebruik van begrippen in de verordening die in de algemene maatregelen van bestuur al zijn opgenomen, kan daarnaar worden verwezen. Vanuit het oogpunt van een uniform begrippenkader verdient dat de voorkeur boven de definities zelf overnemen.

Als begrippen niet zijn opgenomen in de Omgevingswet of de algemene maatregelen van bestuur dan is bestuurlijk afgesproken om gebruik te maken van de begrippen en definities uit de Aquo-standaard. Dit uit oogpunt van duidelijkheid door uniform gebruik van begrippen. Daarnaast zijn de begrippen van de Aquo-standaard gebruikt bij vormgeven van het Digitaal stelsel Omgevingswet (DSO). Zie voor meer informatie over begrippen en de Aquo-standaard paragraaf 2.14 van de handreiking.

Vanuit TPOD geldt het volgende voor begripsbepalingen:

  • begripsbepalingen worden uitsluitend opgenomen in het artikel Begripsbepalingen in hoofdstuk 1 of in een specifieke bijlage met begripsbepalingen;
  • het artikel Begripsbepalingen dan wel de bijlage met begripsbepalingen begint met een introducerende zin;
  • ieder begrip bestaat uit een term en een definitie;
  • de begrippen worden in alfabetische volgorde opgenomen en krijgen geen nummer.

AFDELING 1.2 TOEPASSINGSGEBIED EN DOELEN

Artikel 1.2 (toepassingsgebied) 

Deze waterschapsverordening is van toepassing op het beheergebied van “waterschap”.

Toelichting

Deze (optionele) bepaling geeft duidelijk aan dat de verordening bedoeld is voor het beheergebied van het waterschap. Het kan handig zijn om bij het vormgeven van de werkingsgebieden in het DSO, aan te sluiten bij de artikelen over het toepassingsbereik uit de Waterschapsverordening. Deze bepaling fungeert dan als een vangnet voor alle regels waarvoor niet in hoofdstuk 2 een specifieker toepassingsbereik is opgenomen.

Artikel 1.3 (doelen)

De regels in deze waterschapsverordening zijn, met het oog op de maatschappelijke doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet,gericht op:
a. het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;
b. het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen;
c. het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen;
d. het beschermen en verbeteren van de doelmatige werking van een zuiveringtechnisch werk;
e. het behoeden van de staat en werking van een vaarweg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die vaarweg, waartoe ook het belang van verruiming of wijziging van die vaarweg kan behoren, en
f. het behoeden van de staat en werking van een weg voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg, waartoe ook het belang van verruiming of wijziging van die weg kan behoren.

OF

Artikel 1.4 (doelen waterkeringen)

De regels met betrekking tot waterkeringen in deze verordening zijn, met het oog op de maatschappelijke doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op het:
a. waarborgen van de goede staat en werking van de waterkering;
b. waarborgen van de mogelijkheid van doelmatige inspectie van de staat en werking van de waterkering; en
c. in stand houden van het waterkerend vermogen van de waterkering tegen maatschappelijk aanvaardbare lasten.

Artikel 1.5 (doelen oppervlaktewaterlichamen)

De regels met betrekking tot oppervlaktewaterlichamen in deze verordening zijn, met het oog op de maatschappelijke doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op het:
a. waarborgen van een onbelemmerde aan- en afvoer van oppervlaktewater;
b. waarborgen van het waterbergend vermogen van het oppervlaktewaterlichaam of het bergingsgebied;
c. waarborgen van de chemische en ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam;
d. vrijhouden van het oppervlaktewaterlichaam en onderhoudsstrook van feitelijke belemmeringen voor het uitvoeren van onderhoud en inspectie;
e. uitvoeren van het onderhoud tegen aanvaardbare maatschappelijke lasten; en
f. waarborgen van de vervulling van maatschappelijke functies door oppervlaktewaterlichamen.

Artikel 1.6 (doelen grondwater)

De regels met betrekking tot grondwater in deze waterschapsverordening zijn, met het oog op de maatschappelijke doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:
a. uitputting van de grondwatervoorraad te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken;
b. ongewenste toename van kwel te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken;
c. een grondwaterstand te handhaven die geen inbreuk maakt op de bij het grondwaterbeheer betrokken belangen;
d. een wijziging van de grondwaterstromen en verspreiding van aanwezige verontreinigingen of van koudebellen en warmtebellen te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken;
e. doorboring van slecht doorlatende bodemlagen te voorkomen of ongedaan te maken;
f. de aanwezige grondwaterkwaliteit in stand te houden;
g. het opbarsten van de waterbodem te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken;
h. verzilting van zoet grondwater te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken; en
i. om nadelige invloed te voorkomen op de grondwaterstand die voor het grondgebruik gewenst is.

Artikel 1.7 (doelen zuiveringstechnische werken)

De regels met betrekking tot zuiveringtechnische werken in deze verordening zijn, met het oog op de maatschappelijke doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:

Etc.

Artikel 1.8 (doelen wegen)

De regels met betrekking tot wegen in deze verordening zijn, met het oog op de maatschappelijke doelen van artikel 1.3 van de Omgevingswet, gericht op:

Etc.

Toelichting doelen

De formulering van de doelen is relevant voor de gehele structuur en inhoud van de waterschapsverordening. Het is aan het waterschap zelf om af te wegen welke doelen met de waterschapsverordening worden nagestreefd en uitgewerkt en hoe algemeen of specifiek die doelen worden gemaakt. Als een waterschap een doelenboom heeft gemaakt kan daarvan gebruik worden gemaakt. Zie voor meer informatie over de doelenboom paragraaf 4.3.1 van de handreiking.

Het tekstvoorbeeld bevat een hele algemene omschrijving van de doelen (soort samenvatting) zoals die ook in het Omgevingswet is opgenomen voor de rijksregels (zie artikelen 4.23 en 4.25 Omgevingswet). Dit geeft een brede basis voor verdere uitwerking van de regels in de waterschapsverordening en de uitvoering daarvan. Deze doelen komen grotendeels overeen met de doelen uit de huidige Waterwet. Eventueel kunnen deze doelen verderop in de volgende hoofdstukken specifieker worden uitgewerkt per (integrale) activiteitgerichte regel of per te beschermen object. De specifiekere uitwerking is niet nodig, maar geeft wel een duidelijke en transparante motivering bij de (activiteitgerichte regels) en bij de uitvoering daarvan.

Er zijn verschillende mogelijkheden voor de formulering van de doelen bv: 

  • alleen algemeen in hoofdstuk 1
  • algemeen in hoofdstuk 1 en specifiek per activiteit in hoofdstuk 2
  • algemeen in hoofdstuk 1 en specifiek per object in hoofdstuk 2
  • alleen specifiek per activiteit
  • alleen specifiek per object

De verwijzing naar de maatschappelijke doelen van 1.3 Omgevingswet maakt duidelijk dat het waterschap vanuit de eigen (beheer)taken een bijdrage levert aan de maatschappelijke doelen die worden beoogd met de Omgevingswet en de na te streven waterdoelen niet op zichzelf staan. Artikel 2.1, eerste lid, van de Omgevingswet, schrijft voor dat bestuursorganen de taken en bevoegdheden op grond van de wet uitoefenen met het oog op deze maatschappelijke doelen.

Dat geldt dus ook voor de bevoegdheid van het waterschap om, op basis van artikel 2.5 van de Omgevingswet, één waterschapsverordening vast te stellen waarin regels over de fysieke leefomgeving worden opgenomen.

AFDELING 1.3 AANWIJZING EN BEGRENZING VAN BEPERKINGENGEBIED

Artikel 1.9 (aanwijzing en begrenzing van beperkingengebied)

1. De geometrische begrenzing van beperkingengebieden met betrekking tot waterstaatswerken in beheer bij het waterschap is opgenomen in het geometrische informatieobject “waterstaatswerken” in Bijlage X bij deze verordening.

2. De geometrische begrenzing van beperkingengebieden met betrekking tot wegen in beheer bij het waterschap is opgenomen in het geometrische informatieobject “wegen” in Bijlage X bij deze verordening.

3. De geometrische begrenzing van beperkingengebieden met betrekking tot vaarwegen in beheer bij het waterschap is opgenomen in het geometrische informatieobject “vaarwegen” in Bijlage X bij deze verordening.

4. De geometrische begrenzing van beperkingengebieden met betrekking tot zuiveringtechnische werken is opgenomen in het geometrische informatieobject “zuiveringtechnische werken” in Bijlage X bij deze verordening.

Toelichting

Deze bepaling is nodig ten behoeve van het digitale stelsel. Deze bepaling biedt de juridische grondslag voor de digitale kaart met de ligging van bijv. waterstaatswerken of (vaar)wegen en bijbehorende zones.

In de bijlage komt de noemer “waterstaatswerken” terug met een url (identificatiecode) met verwijzing naar geografische coördinaten (zie TPOD Waterschapsverordening). Zo wordt het voor al deze locaties mogelijk om deze digitaal te bekijken of erop in te zoomen en de voor de gebruiker relevante regels zichtbaar te maken.

Artikel 1.10 (aanwijziging en begrenzing beperkingengebied)

1. Als een beperkingengebied nog niet geometrisch is begrensd als bedoeld in artikel 1.5, dan bestaat het beperkingengebied met betrekking tot een waterstaatswerk in beheer bij het waterschap uit het waterstaatwerk en het daaromheen gelegen gebied begrensd door een lijn liggend op een afstand van:
a. bij een waterkering xm vanuit ...;
b. bij een oppervlaktewaterlichaam xm vanuit ...;
c. bij een ondersteunend kunstwerk xm gemeten vanaf de rand van het kunstwerk; en
d. bij een bergingsgebied xm vanuit…..

2. Als een beperkingengebied nog niet geometrisch is begrensd als bedoeld in artikel 1.5, dan bestaat het beperkingengebied met betrekking tot een weg in beheer bij het waterschap uit ..

3. etc.

Toelichting:

Dit is bedoeld voor de gevallen dat de aanleg of wijziging van waterstaatswerken is vergund of dat er een projectbesluit voor is vastgesteld maar nog in uitvoering is of is uitgevoerd, maar nog niet geometrisch is begrensd. Deze tekst is gebaseerd op afdeling 3.2 van het Omgevingsbesluit waarin dit is opgenomen voor waterstaatswerken van het Rijk.

Artikel 1.11 (nadere uitwerking gebieden)

1. Het beperkingengebied met betrekking tot waterstaatswerken in beheer bij het waterschap bestaat uit:
a. waterkeringen bestaande uit de gebieden: waterkering, beschermingszone en profiel van vrije ruimte;
b. oppervlaktewaterlichamen bestaande uit de gebieden: oppervlaktewaterlichaam en beschermingszone;
c. bergingsgebieden; en
d. ondersteunende kunstwerken bestaande uit het ondersteunend kunstwerk en voor zover van toepassing beschermingszone.

2. Het beperkingengebied met betrekking tot wegen in beheer bij het waterschap bestaat uit: Etc.

Toelichting

Optioneel voorbeeld. Deze nadere uitwerking is niet nodig, maar geeft meer inzicht en duidelijkheid.

Zou nog een verdere onderverdeling kunnen maken met typen bijv. primaire, regionale en overige waterkeringen etc.

AFDELING 1.4 NORMADRESSAAT

Artikel 1.12 (normadressaat)

Aan de regels in deze verordening wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders is bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.

Toelichting:

De bepaling uit de modelkeur voor normadressaat (eigenaar/zakelijk of persoonlijk gerechtigden) is niet meer toegepast, omdat deze niet meer zo voor de hand ligt als de onderhoudsverplichtingen uit de waterschapsverordening gaan. 

De meeste regels in de verordening gaan over activiteiten. Alleen bij zorgplicht en eventueel opgavegerichte bepalingen zal de normadressaat afwijken en dan wordt deze in die bepalingen expliciet benoemd. Deze tekst is gebaseerd op artikel 2.10 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal).

De normadressaat kan ook per paragraaf of hoofdstuk worden geregeld. Dat wordt in de betreffende paragraaf of hoofdstuk van de algemene regels benoemd. Daar is hier niet voor gekozen omdat deze bepaling dan elke keer opnieuw wordt herhaald.

Zie voor meer informatie in paragraaf 2.1.1 van de Handreiking.

AFDELING 1.5 SPECIFIEKE ZORGPLICHT EN MAATWERKVOORSCHRIFTEN

Artikel 1.13 (zorgplicht watersysteem)

1. Eenieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat zijn activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor het watersysteem, is verplicht:
a. alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
b. voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken;
c. als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.

2. Onder het voorkomen van nadelige effecten gevolgen voor het watersysteem als bedoeld in het eerste lid, wordt in ieder geval verstaan het voorkomen van:
a. (grond)waterschaarste, (grond)wateroverlast, overstromingen en inundaties;
b. aantasting van de bestaande staat van een waterkering;
c. belemmering van de doorstroming in een oppervlaktewater;
d. belemmering van de inspectie- en/of onderhoudswerkzaamheden aan het watersysteem;
e. verslechtering van de chemische of ecologische waterkwaliteit;
f. negatieve effecten van wegzijging of kwel op de ecologische waterkwaliteit en waterkwantiteit;
g. verzakkingen van de bodem of uitwisseling van grondwater tussen van elkaar gescheiden watervoerende pakketten als gevolg van grondwateronttrekkingen of grondboringen;
h. belemmering van de vervulling van maatschappelijke functies van het watersysteem; 
i. belemmering van het veilig en doelmatig gebruik van de wegen wordt verzekerd; en
j. etc.

Artikel 1.14 (zorgplicht waterkering)

De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.13, houdt in ieder geval in het voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van:
a. de nadelige gevolgen voor de staat, de kerende hoogte, de stabiliteit en het waterkerend vermogen van de waterkering;
b. de aantasting van de erosiebestendige bekleding van de waterkering; 
c. de nadelige effecten voor het kunnen uitvoeren van onderhoud en inspectie door het waterschap en/of derden aan de waterkering;
d. het belemmeren van de afvoer van kwel- en regenwater; en
e. het belemmeren van toekomstige ontwikkelingen voor de waterkering.

3. De zorgplicht (bedoeld in het eerste lid) houdt ook in dat alle passende maatregelen worden getroffen voor het voorkomen van ongewone voorvallen en de nadelige gevolgen daarvan, bedoeld in artikel 19.1, eerste lid, van de wet.

Toelichting:

De zorgplicht zoals hier geformuleerd is een algemene bepaling, eventueel kan deze per activiteit nog specifieker worden geformuleerd in hoofdstuk 2 van de verordening.Maak een afweging of een algemeen vangnet gewenst is (dan zal de formulering wat algemener zijn) en/of dat je (meer) duidelijkheid wilt bieden aan de initiatiefnemer wanneer in ieder geval wordt voldaan aan de zorgplicht en/of aan de handhaafbaarheid van de bepaling (dan zal de bepaling meer specifieker zijn).

Een zorgplicht kan ook specifiek per object, waarvoor ook tekstvoorbeelden zijn opgenomen. Het ligt dan meer voor de hand om de zorgplicht aan het begin van elke paragraaf/hoofdstuk op te nemen dat gaat over het te beschermen object.

Er zijn verschillende mogelijkheden voor invulling van de zorgplicht bijvoorbeeld: 

  • alleen algemeen in hoofdstuk 1
  • algemeen in hoofdstuk 1 en specifiek per activiteit in hoofdstuk 2
  • algemeen in hoofdstuk 1 en specifiek per object in hoofdstuk 2
  • alleen specifiek per activiteit
  • alleen specifiek per object

Zie voor meer toelichting over zorgplichten paragraaf 2.7 van de handreiking.

Artikel 1.15 (maatwerkvoorschriften)

1. In aanvulling op of in afwijking van de zorgplicht in artikel 1.8 en de algemene regels in hoofdstuk 2, kunnen in een specifieke situatie met het oog op de doelen uit artikel 1.4 en in overeenstemming met de beoordelingsregels uit artikel x, maatwerkvoorschriften worden gesteld.

2. Wanneer sprake is van meerdere activiteiten die gecombineerd worden uitgevoerd, waarvoor deels een vergunningplicht geldt en deels een algemene regel van toepassing is, dan wordt een voorschrift aan de vergunning verbonden. Een maatwerkvoorschrift kan dan niet worden gesteld.

OF 

2. Wanneer sprake is van meerdere handelingen die gecombineerd worden uitgevoerd, waarvoor deels een vergunningplicht geldt en deels een algemene regel van toepassing is, dan heeft de initiatiefnemer de keuze om voor alle handelingen gezamenlijk één vergunning aan te vragen, dan wel voor de verschillende (deel)handelingen apart vergunning aan te vragen of een melding te doen. 

3. Het doen van een gecombineerde vergunningaanvraag is niet toegestaan indien dit voor een activiteit is uitgesloten.

Toelichting:

Ingevolge art. 4.5 Omgevingswet moeten de onderwerpen worden aangewezen waarvoor maatwerkvoorschriften kunnen worden gesteld. Tweede en derde lid uit de tekstvoorbeelden zijn optioneel.

In art .4.8 en 4.10 Omgevingswet is geregeld dat het dagelijks bestuur bevoegd is voor het stellen van de maatwerk- c.q. vergunningvoorschriften.

AFDELING 1.6 GEGEVENS EN BESCHEIDEN ALGEMEEN

[Maak een keuze tussen plaatsing van de algemene indieningsvereisten in deze afdeling, of in hoofdstuk 3]

Artikel 1.16 (algemene gegevens bij een melding of informatieverplichting)

1. Een melding of de verstrekking van gegevens wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de aanduiding van de activiteit;
b. de naam en het adres van degene die de activiteit verricht;
c. het adres waarop de activiteit wordt verricht; en
d. de dagtekening. 

2. Op verzoek van het waterschap worden de gegevens en bescheiden verstrekt die nodig zijn om te beoordelen of de algemene regels en de maatwerkvoorschriften voor de activiteit toereikend zijn. 

3. Gegevens en bescheiden worden verstrekt voor zover degene die de activiteit verricht er redelijkerwijs de beschikking over kan krijgen.

Artikel 1.17 (indieningsvereisten algemeen vergunning)

Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
a. een aanduiding van de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd;
b. het telefoonnummer van de aanvrager;
c. het adres, de kadastrale aanduiding of coördinaten van de locatie waarop de activiteit wordt verricht; d. de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht;
e. als de activiteit waarop de aanvraag betrekking heeft, wordt verricht door of namens een rechtspersoon of natuurlijke persoon in het kader van het voeren van een onderneming of het uitoefenen van een zelfstandig beroep: het e-mailadres van de aanvrager respectievelijk de gemachtigde;
f. als de aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde: naam, adres, telefoonnummer en woonplaats van de gemachtigde; en
g. als de aanvrager het voornemen heeft om in plaats van een maatregel die is voorgeschreven in regels als bedoeld in artikel 4.3 van de wet, een gelijkwaardige maatregel als bedoeld in artikel 4.7 eerste lid, van de wet te treffen: gegevens waaruit blijkt dat met de gelijkwaardige maatregel ten minste hetzelfde resultaat wordt bereikt als met de voorgeschreven maatregel is beoogd.

Toelichting:

Hier staan de indieningsvereisten die gelden voor iedere melding of vergunning. Per specifieke activiteit kunnen daar aanvullende gegevens nodig zijn. Die worden dan bij die specifieke regels vermeld. Deze teksten zijn gebaseerd op artikel 2.18 Besluit activiteiten leefomgeving c.q. artikel 7.2 ontwerp omgevingsregeling.

Meer informatie over indieningsvereisten staat in paragraaf 2.7.9 van de handreiking.

HOOFDSTUK 2 ACTIVITEITEN IN OF BIJ WATERSTAATSWERKEN

Voorbeeld 1: Ontgraven van grond bij een waterkering

Toelichting: 

Voorbeeld 1 is geschreven op basis van de volgende beslissingstabel: 

Figuur 1.BijlageV
Figuur 1. Bijlage V voorbeeld beslissingstabel.

Paragraaf 2.1 Ontgraven van grond bij een waterkering

Artikel 2.1 Toepassingsbereik (aanwijzing beperkingsactiviteit)

Deze paragraaf is van toepassing op het ontgraven van grond in het beperkingengebied met betrekking tot een waterkering. 

(werkingsgebied= beperkingengebied = optelsom van zoneringen waterkering) 

Artikel 2.2 Inhoud specifieke zorgplicht

De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.13, tweede lid, houdt in ieder geval in dat:
a. niet meer grond wordt ontgraven dan nodig is; en
b. na afronding van de activiteit het maaiveld in oude staat wordt hersteld.

(Maak een keuze tussen generieke uitwerking van de zorgplicht in artikel 1.13 (hierboven), of uitwerking per activiteit in iedere paragraaf, zoals in dit artikel) 

Artikel 2.3 Algemene regel (extra voorschriften/uitvoeringsregels)

1. Dit artikel is van toepassing op het ontgraven van grond in het beperkingengebied met betrekking tot een regionale of overige waterkering zonder opgave, als de diepte van de ontgraving kleiner dan of gelijk is aan 0,5 meter. 

2. Bij het aanvullen van de ontgraving wordt grond gebruikt met dezelfde porositeit en dichtheid als de ontgraven grond. 

3. De bekleding of grasmat van de waterkering wordt gedurende een jaar na de ontgraving ten minste eenmaal per kwartaal geïnspecteerd en zo nodig hersteld. 

Artikel 2.4 Meldplicht

1. Het is verboden om grond te ontgraven bij een regionale of overige waterkering zonder opgave zonder dit tenminste tien werkdagen voor het begin ervan te melden, als:
a. de diepte van de ontgraving kleiner dan of gelijk is aan 0,5 meter; 
b. de oppervlakte van de ontgraving kleiner dan of gelijk is aan 5 m2; en
c. de duur van de ontgraving langer is dan 3 maanden.  

2. Het is verboden om grond te ontgraven bij een regionale of overige waterkering zonder opgave zonder dit tenminste tien werkdagen voor het begin ervan te melden, als:
a. de diepte van de ontgraving kleiner dan of gelijk is aan 0,5 meter; en
b. de oppervlakte van de ontgraving groter is dan 5m2

3. Een melding bevat:
a. een tekening van de locatie van de ontgraving;
b. de omvang in m3 en de maximale diepte in m ten opzichte van het maaiveld;
c. de verwachte datum van het begin van de activiteit; en
d. de verwachte duur ervan. 

Artikel 2.5 Vergunningplicht

1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond te ontgraven in het beperkingengebied met betrekking tot een regionale of tertiaire waterkering zonder opgave, als de diepte van de ontgraving meer is dan 0,5 m.

2. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning grond te ontgraven in het beperkingengebied met betrekking tot een primaire waterkering zonder opgave. 

Artikel 2.6 Aanvraagvereiste vergunning

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning worden de volgende gegevens aangeleverd:
a. een tekening van de locatie van de ontgraving;
b. de reden van de ontgraving;
c. een dwarsprofiel en lengteprofiel van de ontgraving of een 3D-tekening, waarop diepte en de oppervlakte van de ontgraving en de kerende hoogte van de waterkering is aangegeven;
d. een stabiliteitsberekening;
e. de verwachte datum van het begin van de activiteit; en
f. de verwachte duur ervan.

Artikel 2.7 Beoordelingsregel vergunning

De omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend als:
a. de kerende hoogte van de waterkering behouden blijft; 
b. de erosiebestendigheid van de waterkering behouden blijft; en
c. de stabiliteit van de waterkering is geborgd.

Artikel 2.8 Algeheel verbod

Het is verboden om grond te ontgraven in het beperkingengebied met betrekking tot een waterkering met opgave. 

Voorbeeld 2: Onttrekken van oppervlaktewater

Toelichting: 

Voorbeeld 2 is geschreven op basis van de volgende beslissingstabel: 

Figuur 2.Bijlage V
Figuur 2.Bijlage V voorbeeld beslissingstabel.

Paragraaf 2.2 Onttrekken van oppervlaktewater

Artikel 2.9 Toepassingsbereik (aanwijzing beperkingengebiedactiviteit)

Deze paragraaf is van toepassing op het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam. 

(werkingsgebied = oppervlaktewaterlichaam)

Artikel 2.10 Inhoud specifieke zorgplicht

De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.13, tweede lid, houdt in ieder geval in dat de onttrekking van oppervlaktewater geen schade veroorzaakt aan de bodem en taluds van een watergang.

(Maak een keuze tussen generieke uitwerking van de zorgplicht in artikel 1.13 (zie hierboven), of uitwerking per activiteit in iedere paragraaf, zoals in dit artikel)

Artikel 2.11 Algemene regel

1. Dit artikel is van toepassing op het onttrekken van water aan een oppervlaktewaterlichaam als:
a. de onttrekking niet peilverlagend is; en
b. de duur van de onttrekking niet permanent is. 

2. Het onttrekken van water veroorzaakt geen structurele of significante peilwijziging.

Artikel 2.12 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning water te onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam als:
a. de onttrekking peil verlagend is; of
b. de duur van de onttrekking permanent is. 

Artikel 2.13 Aanvraagvereiste vergunning

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning worden de volgende gegevens aangeleverd:
a. een tekening van de locatie de onttrekking;
b. de reden van de onttrekking; en
c. de duur van de onttrekking en de startdatum van de onttrekking. 

Artikel 2.14 Beoordelingsregel vergunning

De omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend als:
a. er voldoende water in het oppervlaktewaterlichaam blijft;
b. het waterpeil blijft passen bij de maatschappelijke functie van het oppervlaktewaterlichaam;
c. er een goede chemische en ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam blijft; 
d. de biodiversiteit behouden blijft;
e. een vlotte en veilige doorvaart van de scheepvaart wordt gewaarborgd;
f. waterschaarste wordt voorkomen; en
g. eventuele peilverlagingen niet leiden tot schade bij derden. 

Voorbeeld 3: Boom planten in of bij regionale waterkering

Toelichting:
Voorbeeld 3 is geschreven op basis van de volgende beslissingstabel: 

Figuur 3.Bijlage V
Figuur 3. Bijlage V voorbeeld beslissingstabel.

Paragraaf 2.3 Boom planten in beperkingegebied van een waterkering

Artikel 2.15 Toepassingsbereik (aanwijzging beperkingengebiedactiviteit)

Deze paragraaf is van toepassing op het planten van bomen in het beperkingengebied met betrekking tot een waterkering. 

(werkingsgebied= beperkingengebied = optelsom van zoneringen waterkering) 

Artikel 2.16 Inhoud specifieke zorgplicht

De zorgplicht, bedoeld in artikel 1.13, tweede lid, houdt in ieder geval in dat:
a. niet meer bomen worden geplant dan nodig is; en
b. na afronding van de activiteit het maaiveld in oude staat wordt hersteld. 

Artikel 2.17 Algemene regel (extra voorschriften/uitvoeringsregels)

1. Dit artikel is van toepassing op het planten van bomen in de beschermingszone van een primaire of regionale waterkering.  

2. De aanplant mag geen erosie aan de waterkering veroorzaken. 

3. De boom wordt zodanig geplaatst dat de waterkering is te inspecteren door het bevoegd gezag. 

4. De bekleding of grasmat van de waterkering wordt gedurende een jaar na de aanplant ten minste eenmaal per kwartaal geïnspecteerd en zo nodig hersteld.  

Artikel 2.18 Meldplicht

1. Dit artikel is van toepassing op het planten van bomen in de zone waterstaatswerk van een primaire of regionale waterkering: 
a. buiten het zettingsgevoelig gebied; 
b. met een hoogte kleiner dan of gelijk aan 1,5 meter; en
c. met een afstand van minder dan of gelijk aan 5 meter tussen de bomen.  

2. Het is verboden om bomen te planten in de zone waterstaatswerk van een primaire of regionale waterkering zonder dit tenminste twee weken voor aanvang van de activiteit te melden.  

3. Een melding bevat:
a. een tekening van de locatie van de aanplant;
b. de hoogte in m; 
c. de verwachte datum van het begin van de activiteit; en 
d. de verwachte duur ervan.  

Artikel 2.19 Vergunningplicht

1. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning bomen te planten in de zone waterstaatswerk van een primaire of regionale waterkering in een zettingsgevoelig gebied.  

2. Het is verboden om zonder omgevingsvergunning bomen te planten in zone waterstaatswerk van een regionale waterkering buiten een zettingsgevoelig gebied, als de hoogte van de boom meer is dan 1,5 meter.

Artikel 2.20 Aanvraagvereiste vergunning

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning worden de volgende gegevens aangeleverd: 
a. een tekening van de locatie van de aanplant;
b. de reden van de aanplant; 
c. een dwarsprofiel en lengteprofiel van de aanplant of een 3D-tekening, waarop diepte en de oppervlakte van de aanplant en de kerende hoogte van de waterkering is aangegeven; 
d. een stabiliteitsberekening; 
e. de verwachte datum van het begin van de activiteit; en 
f. de verwachte duur ervan.

Artikel 2.21 Beoordelingsregel vergunning

De omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend als:
a. de veiligheid van de waterkering geborgd is; 
b. de toekomstige uitbreiding van de waterkering mogelijk blijft; en 
c. het beheer en onderhoud van de waterkering plaats kan vinden. 

Voorbeeld 4: Eigen werken

Artikel 2.22 Geen vergunningplicht eigen werken

De artikelen 2.1 tot en met 2.x zijn niet van toepassing op activiteiten die worden verricht door of in opdracht van het waterschap, ten behoeve van de opgedragen taken op grond van artikel 2 van de Waterschapswet, met uitzondering van:
a. activiteiten waarvan de gezamenlijke oppervlakte meer dan x ha omvat; en
b. PM.

Toelichting

Het waterschap voert vele activiteiten ten behoeve van beheer en onderhoud uit aan waterstaatswerken. De activiteiten uit de artikelen xxx [juiste verwijzing opnemen] die het waterschap uitvoert ten behoeve van de wettelijke taken, zijn vrijgesteld van de vergunningplicht. Dit zijn activiteiten waarvoor ook geen projectbesluit is vereist. Deze activiteiten zijn vaak overeenkomstig de functie van het betreffende waterstaatswerk, als bedoeld in artikel xxx [juiste verwijzing opnemen]. Dit soort beheeractiviteiten kunnen dus zonder voorafgaand besluit worden verricht.

Het waterschap heeft wel een vergunning nodig voor activiteiten die het waterschap buiten zijn rol als beheerder verricht, bijvoorbeeld als eigenaar van grond of gebouwen. Verder heeft het waterschap op grond van artikel xxx [juiste verwijzing opnemen] ook een vergunning nodig voor het realiseren van werken of het verrichten van activiteiten, waarbij het afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen in het water brengt. 

Er is een uitzondering gemaakt voor activiteiten die een oppervlak beslaan van meer dan x hectare. Bij activiteiten met een dergelijke omvang kunnen belangen van derden (zoals perceeleigenaren) in zo’n mate geraakt worden, dat het wenselijk is om in de mogelijkheid van inspraak en bestuursrechtelijke rechtsbescherming te voorzien. Voor deze activiteiten heeft het waterschap dus een omgevingsvergunning nodig (ook wel “vergunning eigen dienst” genoemd). Bij de voorbereiding van deze omgevingsvergunning worden belanghebbenden betrokken op grond van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht. Als belanghebbenden het niet eens zijn met de verleende omgevingsvergunning, is bezwaar en beroep mogelijk.

Een andere optie is om geen regels hierover op te nemen met als gevolg dat, naast de regels projectbesluit uit de Omgevingswet, de vergunningplicht conform de waterschapsverordening geldt. Dit betekent dat de regels in de waterschapsverordening, zoals deze gelden voor burgers en bedrijven, ook gelden voor het waterschap zelf bij de uitvoering van de eigen werkzaamheden in het kader van onderhoud en beheer. Dit is ook beschreven in de handreiking in paragraaf 2.2.4 van de handreiking.

Paragraaf 2.4 Calamiteiten

Artikel 2.23 Algeheel verbod bij calamiteiten

PM.

HOOFDSTUK 3 PROCEDURELE BEPALINGEN

AFDELING 3.1 DELEGATIE

Toelichting

In deze afdeling zijn bepalingen opgenomen over delegatie. De Omgevingswet voorziet in de mogelijkheid om over het vaststellen van de waterschapsverordening, bevoegdheden te delegeren. Het gaat over het vaststellen van delen van de waterschapsverordening die aan het dagelijks bestuur kunnen worden gedelegeerd. In deze paragraaf is, in lijn met de handreiking (zie paragraaf 2.11), aangesloten bij de mogelijkheid om delegatiebepalingen in de waterschapsverordening zelf op te nemen. De toelichting bij het wetsvoorstel Omgevingswet is er namelijk stellig in dat het delegatiebesluit een apart besluit is, naast de waterschapsverordening. Dit is echter niet juridisch vastgelegd. Het is daarom in principe ook mogelijk om delegatiebepalingen in de waterschapsverordening zelf op te nemen.

De tekst die als voorbeeld dient is gebaseerd op het idee om echt integrale regels te maken. Dit zorgt voor duidelijkheid en overzicht. Delegatie van een deel van deze onderdelen kan ook nuttig zijn omdat deze onderdelen naar alle waarschijnlijkheid vaak of snel gewijzigd moeten worden door veranderingen in de fysieke leefomgeving. 

Bij de uitoefening van de gedelegeerde bevoegdheden neemt het dagelijks bestuur de gestelde voorwaarde van artikel 3.2 in acht. 

Artikel 3.1 Bevoegdheden

Het dagelijks bestuur is bevoegd om de volgende delen van de waterschapsverordening vast te stellen en te wijzigen:
a. regels over vergunningplichtige activiteiten;
b. regels over vergunningvrije activiteiten;
c. regels over meldingsplichtige activiteiten; en
d. werkingsgebieden van de regels.

Artikel 3.2 Verantwoording

Het dagelijks bestuur doet één keer per jaar een schriftelijke mededeling aan het algemeen bestuur over de beslissingen en besluiten ter uitvoering van de gedelegeerde bevoegdheden. 

AFDELING 3.2 ALGEMENE INDIENINGSVEREISTEN

Toelichting

Deze paragraaf bevat de bepalingen die zien op de algemene indieningsvereisten die gelden bij de aanvraag van een vergunning, de melding en de informatieverplichting. Deze indieningsvereisten zijn algemeen van aard. Als er specifieke indieningsvereisten gelden, dan zijn deze opgenomen bij de activiteit zelf. 

[Maak een keuze tussen plaatsing van de algemene indieningsvereisten in deze afdeling, of in hoofdstuk 1]

Artikel 3.3 Vergunning

1. Een aanvraag bevat de volgende gegevens en bescheiden:

  1. de aanduiding van de activiteit waarvoor de vergunning wordt aangevraagd;
  2. de naam, het adres, het e-mailadres en het telefoonnummer van degene die de activiteit verricht;
  3. het adres, de kadastrale aanduiding of de coördinaten van de plaats waarop de activiteit wordt verricht;
  4. de geometrische begrenzing van de plaats waarop de activiteit wordt verricht; en
  5. de naam, het adres en het telefoonnummer van degene die als gemachtigde optreedt en de aanvraag indient.

2. Een aanvraag die elektronisch wordt ingediend bevat de gegevens en bescheiden die in één van de volgende bestandsformaten zijn gekenmerkt als alleen lezen:

  1. foto’s: PNG en JPG;
  2. scans: TIFF, JPG, PDF/A-1a, PDF/A-1b en PDF 1.4;
  3. officedocumenten: PDF/A-1a en PDF 1.4; en 
  4. tekeningen: PDF/X en PDF 1.4.

Artikel 3.4 Melding

Een melding bevat ten minste de volgende gegevens en bescheiden:

  1. de aanduiding van de activiteit waarvoor de melding wordt ingediend;
  2. de naam, het adres, het e-mailadres en het telefoonnummer van degene die de activiteit verricht;
  3. het adres, de kadastrale aanduiding of de coördinaten van de plaats waarop de activiteit wordt verricht;
  4. de geometrische begrenzing van de plaats waarop de activiteit wordt verricht.

Artikel 3.5 Informatieverplichting

1. Voor activiteiten waarvoor een informatieverplichting geldt, verstrekt degene die een dergelijke activiteit verricht ten minste de volgende gegevens en bescheiden:

  1. de aanduiding van de activiteit waarvoor de informatieverplichting geldt;
  2. de naam, het adres, het e-mailadres en het telefoonnummer van degene die de activiteit verricht;
  3. het adres, de kadastrale aanduiding of de coördinaten van de plaats waarop de activiteit wordt verricht; en
  4. de geometrische begrenzing van de plaats waarop de activiteit wordt verricht.

Artikel 3.6 Wijziging gegevens

1. Als de naam of het adres, als bedoeld in de artikelen 3.3, 3.4 en 3.5 zal wijzigen, worden de daardoor gewijzigde gegevens eerst van tevoren aan het bevoegd gezag verstrekt.

2. Als de activiteit door een ander zal worden verricht, worden de daardoor gewijzigde gegevens ten minste vier weken voor de aanvang van die activiteit verstrekt aan het bevoegd gezag.

HOOFDSTUK 4 TOEZICHT EN HANDHAVING

AFDELING 4.1 TOEZICHT (facultatief)

 

Artikel 4.1 Schouw

1. Door of namens het bestuur wordt schouw gevoerd over de waterstaatswerken volgens een door het bestuur vastgestelde planning.

2. Het bestuur kan indien het dat nodig acht, besluiten een extra schouw te voeren.

3. Het bestuur stelt de datum van de schouw vast en maakt die van tevoren op geschikte wijze bekend.

4. In spoedeisende gevallen kan de voorgeschreven bekendmaking van de schouw worden vervangen door een persoonlijke mededeling.

Toelichting

Dit artikel heeft betrekking op een vorm van passief beheer, te weten het aanwenden van juridische bevoegdheden. Het artikel gaat over het uitvoeren van de schouw (toezicht op de naleving van de regels) over de waterstaatswerken, waaronder waterkeringen en oppervlaktewaterlichamen. 

In principe is deze bepaling in de waterschapsverordening niet nodig (facultatief), aangezien waterschappen op grond van de Algemene wet bestuursrecht en de Waterschapswet al bevoegd zijn om handhavend op te treden. 

De planning voor de uitvoering van de schouw is niet in de waterschapsverordening geregeld, maar wordt ter nadere vaststelling aan het dagelijks bestuur overgelaten. De aanwijzing van toezichthoudende personen is geregeld in artikel 18.6 van de Omgevingswet. Het dagelijks bestuur van het waterschap is bevoegd tot het nemen van een besluit voor de aanwijzing van toezichthouders. Dit aanwijzingsbesluit staat los van de waterschapsverordening. Via de Invoeringswet Omgevingswet wordt geregeld dat overtredingen van de waterschapsverordening strafrechtelijk handhaafbaar zijn op grond van de Wet op de economische delicten. Vandaar dat een artikel over strafbepalingen niet in de waterschapsverordening is opgenomen, zie artikel 2.2 van het Omgevingsbesluit. In de waterschapsverordening zijn dus geen strafbepalingen opgenomen, maar als het waterschap de onderhoudsverplichtingen strafrechtelijk wil kunnen handhaven is het noodzakelijk dat de onderhoudsverordening (zie aandachtspunt hieronder) een strafbepaling bevat.

Aandachtspunt onderhoud: het artikel over de schouw ziet op toezicht op naleving van de regels uit de waterschapsverordening. De onderhoudslegger op grond van de Waterschapswet blijft een apart instrument naast de waterschapsverordening (zie paragraaf 2.2.2en 4.3.6). Consequentie hiervan is dat de regels over onderhoud, de algemeen verbindende voorschriften (die op dit moment nog in de keur staan en uit de waterschapsverordening moeten worden gehaald) in een aparte verordening moeten komen. Het gaat daarbij om de onderhoudsverplichtingen, de schouw, een strafbepaling om strafrechtelijke handhaving mogelijk te maken (zie artikel 81 Waterschapswet) en mogelijkheden tot afwijken (vergunning of ontheffing). Hierdoor staan alle bepalingen over onderhoud in één instrument. Artikel 81 van de Waterschapswet spreekt van een “keur”. Het is aan te bevelen dat er naast de naam voor deze nieuwe verordening, de naam het woord “keur” bevat (bijvoorbeeld: onderhoudskeur).

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

AFDELING 5.1 OVERGANGSBEPALINGEN

Deze afdeling bevat het overgangsrecht dat nodig is als het waterschap enige tijd na inwerkingtreding van de Omgevingswet een nieuwe, integrale waterschapsverordening vaststelt die de waterschapsverordening die bij inwerkingtreding van het nieuwe stelsel van rechtswege ontstaat, volledig vervangt. Deze paragraaf is dus niet bedoeld voor waterschappen die de waterschapsverordening voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet vaststellen en tegelijk met de Omgevingswet in werking laten treden. In dat geval is het meeste overgangsrecht namelijk al in de Invoeringswet Omgevingswet geregeld (zie § 4.2.5 Invoeringswet Omgevingswet voor het overgangsrecht voor vergunningen en afdeling 4.1 Invoeringswet Omgevingswet voor lopende procedures). In deze paragraaf is wel aangesloten bij de systematiek van het overgangsrecht van de Invoeringswet. Dat zorgt voor eenduidigheid in het nieuwe stelsel en voorkomt conflicten tussen het – mogelijk snel op elkaar volgende – overgangsrecht voor beide momenten van inwerkingtreding.

De onderstaande artikelen zijn niet uitputtend bedoeld. Het waterschap zal zelf moeten bedenken of er nog aanvullend overgangsrecht nodig is. Daarbij kan gedacht worden aan:

  • Eventuele andere vormen van maatwerkbesluiten die in de keur of algemene regels geen maatwerkvoorschrift zijn genoemd, zoals nadere eisen, aanwijzingen of instructies.
  • Als er verschuivingen optreden van algemene regels naar vergunningen, dan moet er iets geregeld worden voor bestaande rechtmatige situaties. 

De lijn van het Rijk is dat er dan een vergunning van rechtswege ontstaat, voor de duur van twee jaar (zie art. 4.14 Invoeringswet Omgevingswet).

De waterschapsverordening die van rechtswege is ontstaan, heeft geen citeertitel. Daarom is die verordening in deze paragraaf aangeduid als “de waterschapsverordening zoals die luidde direct voor inwerkingtreding van deze verordening".

Artikel 5.1 Overgangsrecht omgevingsvergunningen

1. Een omgevingsvergunning voor een activiteit op grond van de waterschapsverordening zoals die luidde direct voor inwerkingtreding van deze verordening en die onherroepelijk is, geldt als een omgevingsvergunning op grond van deze verordening.

2. Als op een activiteit na de inwerkingtreding van deze verordening geen verbod om zonder omgevingsvergunning de activiteit te verrichten geldt, geldt een aan een onherroepelijke omgevingsvergunning voor die activiteit verbonden voorschrift als een maatwerkvoorschrift, voor zover het voorschrift gaat over een onderwerp waarvoor het bevoegd gezag maatwerkvoorschriften kan stellen.

3. Als voor de inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een omgevingsvergunning is ingediend voor een activiteit waarvoor op grond van deze waterschapsverordening  een verbod geldt om de activiteit zonder omgevingsvergunning te verrichten, blijft het oude recht van toepassing tot de omgevingsvergunning onherroepelijk wordt. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing als die omgevingsvergunning onherroepelijk wordt.

Toelichting

Het eerste lid bevat de gelijkschakeling van onherroepelijke vergunningen met vergunningen op grond van de nieuwe waterschapsverordening. Het tweede lid bevat een regeling voor activiteiten die na inwerkingtreding van deze verordening niet meer vergunningplichtig zijn. De voorschriften van dergelijke vergunningen blijven als maatwerkvoorschrift bestaan, mits het voorschrift past binnen de bevoegdheid om maatwerkvoorschriften te stellen op grond van deze verordening.

In het derde lid is een voorziening getroffen voor lopende aanvragen om een omgevingsvergunning. De aanvraag wordt afgehandeld onder het oude recht, mits de activiteit ook in de nieuwe waterschapsverordening vergunningplichtig is. Dit zorgt ervoor dat het er gedurende het vergunningentraject geen omschakeling naar het nieuwe beleid hoeft plaats te vinden. Zodra de vergunning onherroepelijk wordt, wordt de vergunning gelijkgesteld met een vergunning op grond van de nieuwe verordening. Het overgangsrecht voor lopende aanvragen voor activiteiten die niet meer vergunningplichtig zijn, is opgenomen in artikel 5.2.

Artikel 5.2 Overgangsrecht meldingen en maatwerkvoorschriften

1. Een melding of kennisgeving van een activiteit die voor inwerkingtreding van deze verordening is gedaan, geldt, als op die activiteit na de inwerkingtreding van deze verordening een verbod om zonder melding de activiteit te verrichten van toepassing is, als een melding van die activiteit op grond van deze verordening.

2. Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit die voor inwerkingtreding van deze verordening is ingediend, geldt, als op die activiteit na de inwerkingtreding van deze verordening een verbod om zonder melding de activiteit te verrichten van toepassing is, als een melding van die activiteit op grond van deze verordening.

3. Een maatwerkvoorschrift voor een activiteit op grond van de waterschapsverordening zoals die luidde direct voor inwerkingtreding van deze verordening en die onherroepelijk is, geldt als een maatwerkvoorschrift op grond van deze verordening.

Toelichting

Dit artikel bevat het overgangsrecht voor meldingen en maatwerkvoorschriften. Het eerste lid bevat de gelijkschakeling van meldingen die onder het oude recht zijn gedaan met meldingen op grond van de nieuwe waterschapsverordening. 

Het tweede lid zorgt ervoor dat de aanvraag om een omgevingsvergunning, die voor inwerkingtreding van deze verordening is ingediend voor een activiteit die op grond van deze verordening niet meer vergunningplichtig is maar wel meldingsplichtig, wordt gelijkgesteld met een melding op grond van deze verordening. In het derde lid is de gelijkschakeling van maatwerkvoorschriften op grond van de oude waterschapsverordening met maatwerkvoorschriften op grond van de nieuwe waterschapsverordening geregeld. 

Het overgangsrecht voor meldingen en maatwerkvoorschriften sluit aan op de regeling in de artikelen 8.1.1 en 8.1.5 van het Invoeringsbesluit Omgevingswet. Anders dan in dat besluit, is er echter geen overgangsrecht opgenomen voor aanvragen om een maatwerkvoorschrift die voor inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend. De reden daarvan is dat aanvragen om maatwerkvoorschriften weinig voorkomen. Een eventuele aanvraag om een maatwerkvoorschrift die voor inwerkingtreding van deze verordening is ingediend, zal daarom opnieuw moeten worden ingediend (voor zover er nog steeds maatwerk nodig is natuurlijk).

NB er is geen overgangsrecht opgenomen voor informatieplichten, anders dan meldingen. Als dat aan de orde is kan een vergelijkbare bepaling als het eerste en tweede lid worden geformuleerd.


Artikel 5.3 Overgangsrecht handhavingsbesluiten

Als voor de inwerkingtreding van deze verordening een overtreding heeft plaatsgevonden, een overtreding is aangevangen of het gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigde, en voor die inwerkingtreding een bestuurlijke sanctie is opgelegd voor die overtreding of dreigende overtreding, blijft het oude recht op die bestuurlijke sanctie van toepassing tot het tijdstip waarop:

a. de beschikking onherroepelijk is geworden en volledig is uitgevoerd of ten uitvoer is gelegd;
b. de beschikking is ingetrokken of is komen te vervallen; of
c. als de beschikking gaat om de oplegging van een last onder dwangsom:
1°. de last volledig is uitgevoerd;
2°. de dwangsom volledig is verbeurd en betaald; of
3°. de last is opgeheven.

Toelichting

Dit artikel bevat het overgangsrecht voor lopende handhavingsprocedures. Dit overgangsrecht sluit aan bij het overgangsrecht dat is opgenomen in artikel 4.23 van de Invoeringswet Omgevingswet. De hoofdlijn is dat overtredingen van de oude regels worden afgehandeld op basis van die oude regels. Mocht zich een situatie voordoen waarbij een overtreding is begaan van de oude regels, terwijl die handeling onder de nieuwe regels geen overtreding meer oplevert, dan zal het waterschap het handhavingsbesluit intrekken.

 

Artikel 5.4 Intrekking waterschapsverordening

De waterschapsverordening van <naam waterschap>, zoals die luidde direct voor inwerkingtreding van deze verordening, wordt ingetrokken.

Toelichting

Gebruik dit artikel alleen als je de hele waterschapsverordening opnieuw vaststelt. Als je alleen de waterschapsverordening die van rechtswege is ontstaan wijzigt, moet je ‘m natuurlijk niet intrekken.

De waterschapsverordening wordt integraal vervangen door een nieuwe verordening. Dit artikel bepaalt daarom dat de waterschapsverordening, die met de inwerkingtreding van de Omgevingswet van rechtswege is ontstaan, wordt ingetrokken. De waterschapsverordening die van rechtswege is ontstaan, heeft geen citeertitel. Daarom wordt die verordening aangeduid als “de waterschapsverordening van <naam waterschap>, zoals die luidde direct voor inwerkingtreding van deze verordening”.


AFDELING 5.2 SLOTBEPALINGEN

Artikel 5.4 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van <datum>.

Artikel 5.5 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Waterschapsverordening <naam waterschap>.

Voetnoten

[1] Paragraaf 5.2.2.2 van het Toepassingsprofiel Waterschapsverordening, versie 0.98-kern, Standaard Officiële Publicaties met specifieke toepassing voor OW-besluiten, versie 10 september 2019.

[2] https://www.uvw.nl/thema/wet-en-regelgeving/modelkeur/(externe link), geraadpleegd op 24 oktober 2019.