De Omgevingswet heeft onder andere als uitgangspunt dat decentrale overheden hun regels over de fysieke leefomgeving bijeenbrengen in één gebiedsdekkende regeling.[1] Dit ten behoeve van de inzichtelijkheid, samenhang en naleving van de regelgeving. Voor de waterschappen is het instrument hiervoor de waterschapsverordening.

De waterschapsverordening krijgt een breder, meer integraal karakter dan de bestaande verordeningen. Dit stimuleert afstemming van individuele regels en geeft meer eenduidigheid voor initiatiefnemers. In de huidige praktijk is deze verordening bekend als de ‘keur’. De keur is een verordening die ertoe dient om het watersysteem en de daartoe behorende waterstaatswerken te beschermen en op orde te houden. In het kader van de Omgevingswet is de keur gelijk te stellen aan de waterschapsverordening.[2] Inhoudelijk zullen de verordeningen echter niet gelijk zijn aan elkaar (zie paragraaf 2.5 van deze handreiking). Indien er in de praktijk van de waterschappen nog andere beheerverordeningen geldig zijn (denk aan het wegenbeheer), dan zal er in de Invoeringswet Omgevingswet bepaald worden binnen welke termijn deze verordeningen samengevoegd dienen te worden tot één waterschapsverordening. Gezien het karakter van de waterschapsverordening is het van belang dat alle burgerbindende regels samengebracht worden en dient de aanwijzing van beperkingengebieden in de waterschapsverordening te worden geplaatst en niet in de legger.[3]

Waterschappen zijn decentrale overheden met een functioneel karakter. Gelet op dit functionele karakter hebben de regels in de waterschapsverordening geen betrekking op de gehele fysieke leefomgeving, maar enkel op het watersysteem binnen het beheergebied van het waterschap in kwestie. Tenzij waterschappen wegen in beheer hebben, dan dient dit aspect ook in de waterschapsverordening te worden gereguleerd. De waterschapsverordening heeft tot doel om het beheer van het watersysteem te reguleren. De regels die waterschappen stellen in de waterschapsverordening kunnen per waterschap anders zijn gelet op de kenmerken van het beheergebied. Daarnaast kunnen de gestelde regels ook per deelgebied binnen elk waterschap differentiëren met het oog op de te beschermen of te ontwikkelen kwaliteiten van de verschillende gebieden binnen het beheergebied. Het thema van de sturingsstijlen, zoals beschreven in paragraaf 1.4, kan hier een belangrijke bijdrage aan leveren en geeft de waterschappen een denkmodel om daar op in te spelen. Dit zorgt voor een doelgerichte en gebiedsgerichte benadering van regelgeving. 

Figuur 1.H1. Samenhang omgevingsvisie, programma, omgevingsplan, waterschaps-/omgevingsverordening

Voetnoten

[1] Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 52.

[2] Kamerstukken II 2013/14, 33 962, nr. 3, p. 93.

[3] Een legger is een document dat normatief de fysieke kenmerken of toestand van waterstaatswerken omschrijft naar ligging, vorm, afmetingenen constructie (artikel 2.39 van de Omgevingswet). Nadere uitleg over de legger is te vinden in paragraaf 2.2.2 van deze handreiking.